Een duidelijk ontstaan van de plaatnaam Bodegraven is er (nog) niet. Zo zijn er diverse verhalen in de omloop hoe het tot stand is gekomen. Maar hoe kloppend zijn deze? We zetten alles eens naast elkaar.
Boreft kennen we natuurlijk allemaal als andere naam voor Bodegraven, maar er zijn nog veel meer verschillende schrijfwijze van Bodegraven te vinden, o.a. in oude publicaties. Zo schreven ze in “Het oude Goutsche chronycxken van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt” uit 1633 Bodegraven reeds op de volgende manieren:
– Boegraven
– Boograven
– Bograeven
– Bodeles-Grave
In het falsum uit 1064 werd het weer genoemd als Bodengraven.
Daarnaast vinden we het ook in diverse publicaties het onder de noemer Bodelo of Bodenlo, waar het mogelijk een samenvoeging is van Bode (huisje) en Lo(o) als in bos.
De historische vereniging Woerden kwam in december 1966 met hun 20e uitgave van het HEEMTYDINGHEN met een mooie verklaring voor het ontstaan welke ik omgeschreven heb naar een voor nu wat meer leesbare tekst:
Reeds in de twaalfde eeuw droeg het dorp Bodegraven dezelfde naam als nu. De Oorkondeboeken vernielden een akte van het jaar 1064 waarin de naam Bodegraven voorkomt. Gebleken is echter dat deze akte een falsum is, vervaardigd omstreeks 1130 à 1140. Maar in elk geval bestond Bodegraven dus reeds ten tijde van de vervaardiging van deze akte. Dr. J. de Vries vermeldt in zijn Etymologisch Woordenboek dat Bodegraven genoemd is naar een gegraven water. Dit blijkt uit het tweede deel: -graven. Lees ‘graaf’ als de betekenis van wetering. Een vergelijkbare naam is ook: Bleskensgraaf. In de oudste Hollandse rekeningen en leenregisters komt die plaats voor als Blasekinesgrave, Blaskensgrave etc . Daarbij is Blasekin of Blasken een persoonsnaam met een verkleiningsuitgang. Iets dergelijks kan volgens De Vries het geval zijn bij Bodegraven. Hij geeft namelijk ter verklaring van ‘Bode ‘ drie mogelijkheden:
a. Van het Middelnederlandse woord Bode, dat ‘huisje’, ‘keet’ betekent. In dezelfde betekenis komt Bo’ thans nog in het Zweeds voor.
b. Van een waternaam (vergelijk de Bode in de Harz).
c. Van de Oudfriese voornaam Bode.
Hoe het ook zij, duidelijk is dat Bodegraven oorspronkelijk een waternaam was, en eerst later
overging op de aan dit water groeiende plaats. Nu rijst de vraag: welk water was dat?
Dit wordt duidelijk wanneer we een kaart ter hand nemen, waarop de verkaveling van het land
bij Bodegraven is aangegeven. Ten zuiden van het dorp zien we een kronkelig watertje, dat de naam ‘Bodegravense wetering’, of ‘Oudboreftse wetering’ draagt. Dr. T. Vink schrijft dat dit een restant is van een natuurlijk watertje, wat duidelijk blijkt uit het kronkelige verloop. In de middeleeuwen heeft dit water gediend als ontginningsbasis voor het aangrenzende land. Men kan dit ter plaatse en op de kaart duidelijk zien: de sloten van de Dronenpolder zijn alle, en die van de Vrije Nes grotendeels, op dit water gericht. Bij de ontginning is het water vergraven, waardoor het een wetering werd. Deze wetering heeft blijkbaar de naam ‘De Oude Bodegraven’ gedragen. Langs het water ontstond een buurt, die de naam overnam en thans nog Oud Bodegraven heet. Dit is de oudste nederzetting ter plaatse. Eerst in de veertiende eeuw, nadat in 1366 tot het leggen van een sluis in de Oude Rijn was besloten, verplaatste het dorp zich naar de Oude Rijn.
Naast de officiële naam kent echter iedere Rijnstreker de naam ‘Boreft’.
Er zijn vele plaatsnamen waarvan in de streektaal een kortere vorm in gebruik is dan de officiële naam. Bijvoorbeeld Gorkum (Gorinchem), Kekum (Kedichem), Stolk (Stolwijk), Kolik (Koolwijk), Heldern (Hellendoorn) etc. Deze vormen zijn alle samenstellingen van de officiële naam. Is dit ook het geval bij Bodegraven? Het is mogelijk: ‘Bode’ kan gemakkelijk tot ‘Bo’ zijn afgekort ) en ‘-graven’ kan tot ‘greft’ geworden zijn. Men vergelijke daarmee de naam van de in 1366 gegraven verbinding van Woerden met de Kromme Mijdrecht, die in de oudste oorkonden nog naamloos is, doch op de duur de naam ‘Greft’ kreeg.
Ook de Grift bij De Bilt is een gegraven water. Deze naam is volgens de Vries ontstaan uit een
Umlautsvorm van ‘Graft’, dat afgeleid is van ‘graven’.
Neemt men een dergelijke ontwikkeling aan bij Bodegraven, dan krijgt men de samentrekking
‘Bogreft’. Dat daaruit ook nog de -g- is verdwenen, is gemakkelijk aan te nemen. Zo komt men dan tenslotte tot de vorm ‘Boreft’.
Ik heb mij afgevraagd hoelang die naam al in gebruik is. Het is niet gemakkelijk om dat terug te vinden, omdat in de bewaard gebleven archiefstukken (officiële bescheiden) steeds de officiële naam is gebruikt. Het enige houvast bieden daarom familienamen. De meeste familienamen zijn immers in de omgang van de mensen onderling voortgekomen. En daarom ook: in het dialekt dat die mensen spraken. Iemand die uit Stolwijk kwam, werd Stoiker of Van Stolk genoemd. Iemand uit Gorinchem kreeg de naam Van Gorcum. Het is daarom logisch dat iemand die uit Bodegraven naar een andere plaats in de Rijnstreek verhuisde, de naam ‘Van Boreft’ of ‘Borefter’ kreeg. Inderdaad vond ik daarvan enige voorbeelden. In de notariële archieven van Woerden vond ik een boer vermeld met de naam Quirijn Willemsz Boriver. Hij leeft in 1579. Een andere inwoner van Woerden werd in 1590 Jan Jansz Boriff genoemd. In 1607 woonde hier een Thonis Gysbertsz Borever, die in 1619 als Thonis Gijsbertsz
Boriver wordt vermeld. Een boer in de Zegvelder Broek heette in 1600 Jan Claesz van Borift. Verder noemt Van Doorn een declaratie van de Woerdense schout David van Heessel uit het jaar 1581 over kosten die de schout had gemaakt in verband met een in de jaren 1563 tot 1571 gevoerd proces over wat Van Heessel noemt ‘de Boriffsche brugge’.
Tot nu toe vond ik nog geen oudere vermeldingen van dergelijke namen, doch met deze gegevens kunnen we reeds stellen dat Bodegraven sinds minstens vierhonderd jaar voor de Rijnstrekers ‘Boreft’ heet.